[Column] Grumpy Old Man @rikvera en Storytelling (deel 1)
“Schrijf eens over Storytelling”, vroeg OnlineMediaStrateeg mij een aantal weken geleden en ik had daar toen geen zin in. Nog steeds niet eigenlijk, en daarom gaat deze column niet over Storytelling.
Ik stuur mijn stukjes soms vooraf door aan RunningRiver en die schreef: “Je tart alle webschrijfregels. Je zinnen meanderen en zijn vaak onbegrijpelijk. Ik ben er even voor gaan zitten, in de auto, omdat vluchtig lezen niet lukte. Ik begreep er snellezend geen hout van.” Yes, denk ik dan, fuck them rules. Om verhalen echt tot je te nemen, moet je de tijd nemen. Stelen, desnoods.
Het begin
Er was eens, in tijden die even duister waren als zwarte koffie op een maanloze nacht, een kleine stam mensen die even dicht behaard waren als de dieren waarop ze gingen jagen, met een voorhoofd even laag als hun IQ en met armen een beetje te lang en bengelend langs hun lijf bij het waggelende stappen op de achterpoten die al ongeveer benen waren en ze leefden van de jacht.
Het voorspel
De mannetjesmensen vertrokken grappend op jacht, stoer en elkaar op de schouders stompend zoals de alfa mannetjes dat vandaag nog steeds doen, stijf van de testosteron, lallend tegen elkaar aan in de kroeg.
Ze waren gewapend met speren en bijlen en vooraf namen ze een modderbad in de vers dampende poep van een of andere mammoet om niet langer naar mens te stinken. Daarna gingen ze dagenlang op dat dier jagen, een groot woord voor het ongeordende gestuntel dat evenveel strategisch doorzicht vertoonde als het gemiddelde planktondiertje net voor het de gapende muil van een walvis binnenzwemt. Als er uiteindelijk toch een mammoet gedood werd, schreven deze jagende oermensen de definitie van de ‘trial & error methode’, die nog steeds welig tiert in de wereld van innovatie, productontwikkeling en verkoop.
Bij de jacht sneuvelde al eens een medemens, brak er steeds wel eentje een arm of een been of een schedel en met de regelmaat van de klok die nog niet bestond, werd er wel eens een jager verpletterd onder een aanstormende mammoet . Als ze echt pech hadden werd de jobdescriptie van ‘fiere jager’ in geen tijd herschreven tot ‘opgejaagd prooidier’ bij het ten tonele verschijnen van een of andere sabeltijger. Prooidieren vallen soms ten prooi, vandaar de naam, en kunnen dat later zelden navertellen wat mij dan weer een mooi bruggetje bezorgt. Vertellen? Daarover ging ik het hebben toch?
Het midden
Als de naar mammoetenstront, zweet en bloed stinkende mannetjesmensen het kamp weer binnen strompelden, moe en gehavend, met loshangende lappen vlees van de gevechten en gebroken armen, benen en kaaksbeenderen, met ingedeukte schedels en platgedrukte ribbenkasten en in het beste geval vlees torsend op de schouders, begon het prettigste deel van de jacht.
Niet het baden in de frisse rivier om de gedroogde poep af te wassen, niet het liefkozen van de vrouwtjesmensen of het knuffelen van de jengelende kinderen, niet het vreten van het vers gekookte vlees, maar het vertellen van de straffe verhalen bij het haardvuur.
Het eindspel
Rond het laaiende vuur, toen fijne roetdeeltjes inademen nog geen kwaad kon, want dood gingen die oermensen voor ze ziek konden worden, zaten ze dan gezellig samen en ze luisterden naar de verhalen waarin de mammoets groter werden dan het ego van een gemiddelde Nederlandse profvoetballer en sterker dan de botox in het gelaat van een doorsnee filmster en waarin het bloed hoger opspatte dan als een nijlpaard in een plonsbadje duikt en de tochten gevaarlijker waren dan met een nagelschaartje op zak een scheldwoord roepen naar een maffiabaas die slecht geslapen heeft en sabeltijgers tanden hadden, groter dan die van de Britse kroonprins en waarin benen makkelijker braken dan lucifers en sneller heelden dan dat water weer dichtvriest bij -20.
De vrouwen en de kinderen en de jagers hingen aan de lippen van Hij-Die-Het-Mooiste-Vertellen-Kon, met de meeste passie en met het grootste vuur. Hij kon hen meeslepen over de hoogtes en de laagtes van zijn stromende woorden, hij liet hen trillen alsof ze in een poel vol sidderalen zwommen en beven als op een kille winterdag.
Rond het vuur was hij de het beste vertellen kon, de ultieme man.
En daarna
Op de duur ging De Grote Verteller niet meer mee op jacht. Hij bleef bij de vrouwen en kinderen terwijl de mannen vertrokken. Hij dikte hun verhalen aan, zodat de jagers tevreden bleven en geen achterdocht koesterden waarom hij zijn leven niet langer vulde met stompzinnig op harige olifanten jagen.
Hij had tijd over en vertelde dan maar verhalen die de zon en de maan verklaarden en de aarde en de mensen. Hij verzon verhalen over donder en bliksem en geboorte en dood, want in woorden en zinnen en beelden kon hij het onverklaarbare verklaren en kon hij het onmogelijke waar maken. Hij bezwangerde tussendoor de vrouwen, want passie is passie natuurlijk.
Hij zorgde ervoor dat de mensentroep een eigen verhaal had dat meer en meer vorm kreeg en de groep sterker maakte dan gewapend beton overgoten met een fikse scheut Tefal en op de duur was het verhaal de troep en de troep het verhaal.
De conclusie
Ik kan behoorlijk knorrig worden als ergens een hype de kop opsteekt en ik vind het niet geheel onprettig er eens flink tegenaan te schoppen. Hypes zijn vaak als dunne ballonnen, die te zwaar gevuld zijn met water en dan vanaf de bovenverdieping omlaag gegooid worden: de kans dat ze openspatten is behoorlijk reëel.
Welnu, ik lees overal dat Storytelling de nieuwe hype is in de Wondere Wereld van de Sociale Media. De piepeltjes in dat wondere wereldje, hebben het nieuwe alfa en omega ontdekt: vertel verhalen! Mijn excuses, maar als ik dat lees, ga ik in een deuk, want ergernis kost me te veel energie. Verhalen vertellen, beste lezers, is zo oud als de mensheid. Het onderscheid ons van de dieren. En het belang van mooie verhalen is al even oud. Qua ongelooflijk oude wijn in nieuwe zakken, kan dit wel tellen.
Volgende keer vertel ik hoe je dat doet: verhalen vertellen. Een volgende keer echter, want ik ben de 1000 woorden alweer voorbij.